Van volkstelling tot census
De socio-economische enquête van 2001 betekende het definitieve einde van de klassieke volkstellingen; ze werd trouwens ook niet meer 'volkstelling' genoemd. De telling van het aantal inwoners was niet langer een doel van de gegevensverzameling. Ook de tellers waren volledig verdwenen: de vooraf op basis van het Rijksregister ingevulde formulieren werden per post verstuurd; wanneer ze ingevuld waren, stuurden de inwoners ze per post terug.
Deze socio-economische enquête werd eveneens uitgedacht om een volkstelling voor te bereiden die uitsluitend op administratieve registers gebaseerd is. Zo werden er bijvoorbeeld zeer specifieke vragen over het onderwijs gesteld. Die informatieverzameling was onontbeerlijk, aangezien er toen geen enkele exhaustieve databank bestond. Vanaf 2001 werden er binnen elke taalgemeenschap echter registers opgemaakt die onder meer de behaalde diploma's inventariseren. Naast vragen over onderwijs bevatte de socio-economische enquête van 2001 ook vragen over de identificatie van de woning in het gebouw (verdieping, busnummer, identificatiecode van de woning). Door die informatie werd tijdens de census 2011 de koppeling met de databank van het kadaster vergemakkelijkt.
Om de overgang naar een volkstelling uitsluitend op basis van administratieve registers voor te bereiden, werd er een reeks haalbaarheidsstudies uitgewerkt. De eerste methodologische studie dateert van 2000 en besluit onder meer dat het noodzakelijk is om een register te creëren over het onderwijs. Ze beveelt eveneens de uitwerking aan van een microvolkstelling bij een steekproef van 20 procent van de bevolking. Na de socio-economische enquête van 2001 kon er dankzij een tweede studie een inventaris van beschikbare administratieve databanken worden opgesteld die onmisbaar zijn voor de volkstelling. De theoretische mogelijkheden voor het creëren van variabelen werden onderzocht.
Het project microcensus ging van start in 2005 en beoogde de praktische haalbaarheid te testen van een volkstelling uitsluitend op basis van administratieve registers. In die breed opgezette oefening was het doel om precies de mogelijkheden te bepalen om dezelfde variabelen te reproduceren als die van de socio-economische enquête van 2001. Die praktische test werd uitgevoerd op een representatieve steekproef van ongeveer 20 procent van de Belgische bevolking op 1 januari 2006. Voor het project werd er samengewerkt met vier universiteiten: VUB, ULB, UCL en UA.De conclusies van het project waren positief en bevestigden de mogelijkheid om een volkstelling uit te voeren uitsluitend op basis van administratieve registers. Er werden ook enkele aanbevelingen gedaan, waaronder het uitvoeren van specifieke enquêtes naar beroepen, mobiliteit en de perceptie van de bevolking (subjectieve gezondheid, kwaliteit van de woonomgeving).
De census 2011
Een nieuwe methodologie
De census 2011 gebruikt een totaal andere methodologie dan degene die bij de vorige volkstellingen werd gebruikt. Het gaat om de eerste Belgische volkstelling die uitsluitend op basis van administratieve registers gebeurt; de bevolking wordt niet langer rechtstreeks bevraagd.
De referentiedatum van deze momentopname van het land is 1 januari 2011. Het doel van de volkstelling of census is dubbel: beantwoorden aan de Europese verordening en statistieken produceren voor specifieke noden (administraties, internationale organisaties, onderzoek, ondernemingen en particulieren).
Grafiek: De verschillende gebruikte administratieve databanken en de nodige koppelingen voor de uitvoering van de census 2011
De informatie van verschillende administratieve databanken werd onderling gekoppeld om aan de vereisten van de volkstelling te beantwoorden.
Aangesneden thema's
Deze volkstelling is ook de eerste die beantwoordt aan een Europese Verordening (Verordening nr. 763/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende volks- en woningtellingen). De 27 lidstaten van de Unie in 2011 verzamelden dezelfde gegevens over de bevolking en de woningen, waardoor internationale vergelijkingen makkelijker werden.
De Europese Verordening behandelt de volgende thema's (variabelen gecreëerd voor specifieke nationale behoeften worden cursief weergegeven):
- Demografische gegevens: Leeftijd, geslacht, wettelijke burgerlijke staat, gewone verblijfplaats, geboorteland, land van nationaliteit, jaar van migratie naar België, gewone verblijfplaats één jaar voor de telling.
- Huishoudens - gezinnen: Positie in het huishouden, positie in het gezin, type gezinskern, grootte gezinskern, type particulier huishouden, grootte particulier huishouden.
- Onderwijs: Opleidingsniveau (hoogst met succes afgesloten opleidingsniveau)
- Werk: Locatie van de arbeidsplaats, huidige activiteit, beroep, bedrijfstak (economische sector), arbeidssituatie, arbeidstijd, privésector/openbare sector, thuiswerk, seizoenswerk, soort tijdelijke werkloosheid
- Woning en gebouwen: Eigendomssituatie met betrekking tot de wooneenheid van huishoudens, huisvestingsregeling, type woonruimte, bewoningssituatie van conventionele woningen, type eigendom, aantal bewoners, nuttige vloeroppervlakte, aantal kamers van wooneenheden, bewoningsdichtheid, toiletvoorzieningen, badvoorzieningen, type verwarming, woningen naar type gebouw, woningen naar bouwperiode, gemeente, aanwezigheid van een lift, jaar van de laatste werken, type gebouw (open bebouwing, gesloten bebouwing,...) bebouwde oppervlakte, perceeloppervlakte, aantal garages, kadastrale aard, aantal verdiepingen, eigendomsrechten, geografische coördinaten van het gebouw.
Bescherming van de persoonlijke levenssfeer
De volkstelling wordt ingericht in het kader van de wet betreffende de openbare statistiek uit 1962 die in 2007 geconsolideerd werd. Ook werden er specifieke contracten en akkoorden afgesloten voor de toegang tot de verschillende administratieve databanken die voor de uitvoering van de volkstelling nodig zijn. Zo keurde de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer (die waakt over het correcte gebruik van de privégegevens) binnen het Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en de Gezondheid het gebruik van de gegevens goed uit het Datawarehouse Arbeidsmarkt en Sociale Bescherming van de Kruispuntbank Sociale Zekerheid. Ook werd er een contract afgesloten tussen de AD Statistiek en het Sectoraal Comité voor de Federale Overheid over het gebruik van fiscale gegevens en het bestand met kadastrale informatie.
Voor onderwijs, een gemeenschapsbevoegdheid, werd er een akkoord
bereikt tussen de Vlaamse Toezichtscommissie, en twee andere met de
Franstalige en Duitstalige instanties voor het gebruik van
databanken.
Naast de akkoorden met de Commissie voor de
bescherming van de persoonlijke levenssfeer heeft de AD Statistiek
ook een procedure voor de garantie van de vertrouwelijkheid van
informatie in gepubliceerde tabellen uitgewerkt die verhindert dat
individuele situaties met specifieke eigenschappen precies kunnen
worden geïdentificeerd. De keuze viel op pretabulaire methodes
voor gegevensbescherming voor de verspreiding ervan, met andere
woorden: toegepast op microdata voor ze worden geaggregeerd. De
waarden van een of meerdere variabelen van een individu worden
omgewisseld met die van andere individuen met andere gelijkaardige
karakteristieken.